Distelkade 4
De eerste bewoners van Distelkade 4
Adrianus de Koning (22-02-74) kwam op 01-10-1908 met zijn vrouw Dymphena Johanna Clement (28-12-82) en hun vier dochters en twee zoons wonen op Distelkade 4, het huis rechts naast het badhuis. Hij was geboren in Zevenbergen, zij in Gestel. Hun oudste dochter, Elisabeth, was toen 15, het jongste zoontje Wilhelminus nog geen 2. Wanneer ze vanuit Brabant naar Amsterdam kwamen, is in het Amsterdamse Stadsarchief niet terug te vinden. In 1908 kwamen ze vanuit Oostzaan naar de stad en vestigden ze zich in de Haarlemmer Houttuinen. Adrianus was toen 34, Dymphena 28 en hadden ze al 4 kinderen.
Rooms-katholiek
Adrianus en Dymphena waren katholiek en wanneer ze in 1919 naar de kerk wilden, dan moesten ze nog naar de houten St.Ritakerk aan de Laanweg. Aan het Hagendoornplein werd toen wel gebouwd aan de stenen St. Ritakerk die in 1920 werd ingewijd.
In Disteldorp en in de Van der Pekbuurt werden – binnen de wijk – geen gebedshuizen gebouwd. De woningen waren door de Gemeentelijke Woningdienst gebouwd en bedoeld voor alle gezindten. Er waren bewust ook geen cafés.
Wie naar de kerk wilde of een café zocht, kon iets buiten de buurt terecht.
In de Vogelbuurt aan de andere van het kanaal waren de woningen gebouwd door verschillende woningcorporaties: Patrimonium was protestants, Schaepman katholiek, Eigen Haard algemeen.
De woongeschiedenis van de familie De Koning
Voor ze naar Distelkade 4 kwamen, woonden ze in 10 jaar (tussen 01-10-1908 en 09-10-18) in Amsterdam op 7 verschillende adressen:
Haarlemmerhouttuinen 93 en 32, Vinkenstraat 175, Jacob van Lennepkade 197 (onderhuis) en 69 (eenhoog voor), Van Speijkstraat 2 hoog, Jacob van Lennepkade 73 (2 hoog achter). Ze waren dus gewend om zeer krap te wonen.
In de ‘hoogbouw’ van Distelkade 4 kregen ze daarbij vergeleken veel ruimte en veel betere voorzieningen en ze woonden pal naast het badhuis. Ze bleven er zes jaar wonen en verhuisden toen op 03-12-25 naar Havikslaan 37 en op 09-10-33 naar het Heimansplein.
Wonen naast het badhuis
In 1918 was er in de woningen nog geen badgelegenheid, maar naast Distelkade 4 stond het Gemeentelijke badhuis (adres Kromme Distelstraat 17) waar je ook warm water kon kopen. De openingstijden (in augustus 1920 in Het Volk) waren zo dat de ene dag de mannen in de ochtend een stortbad konden nemen, in de middag de vrouwen en de volgende dag andersom. Kinderen konden (behalve op zaterdagmiddag) op alle uren baden. Op zondag was het badhuis gesloten.
Beroepen
Adrianus werkte als arbeider bij de Bataafsche Petroleum Maatschappij, de voorloper van Shell, en bij Dymphena staat als beroep ‘winkelierster in kruidenierswaren’ genoemd. Op het platteland, maar ook in de stad kwam het vaak voor dat vrouwen aan huis een klein winkeltje hadden, maar het is niet bekend waar Dympna dat handeltje had. In Disteldorp was het in elk geval streng verboden in de woning een bedrijfje te hebben of voorraden van straathandel te bewaren. Bij hoge uitzondering werd dat toegestaan.
Bij de verhuizing naar de Havikslaan op 03-12-25 werden op de gezinskaart de beroepen van de kinderen bijgeschreven. Elisabeth (1903) was in 1922 getrouwd en woonde nu met haar man in de Kerkstraat in de stad. In 1925 was Cornelis (1904) bakker, Pieternella (1908) en Cornelia (1909) waren lingerie naaisters. Elisabeth Maria (1906) trouwde in 1926 en ging met haar man in de Duizendschoonstraat wonen.
Bataafsche Petroleum Maatschappij
Op de plek waar Shell zich later aan het IJ zou vestigen was sinds 1867 het Amsterdamsch Petroleum Entrepot waar met schepen vanuit het buitenland aangevoerde petroleum kon worden bewaard en dan formeel nog niet ingevoerd was. Pas bij de verkoop aan kleine en grote afnemers moesten zij dan voor de gekochte vaten invoerrechten betalen. Dat entrepot werd al gauw te klein. Bovendien was de opslag heel brandgevaarlijk en kon de brandende olie bij ongelukken het IJ instromen, met alle gevolgen van dien. Daarom werd er in het westelijk havengebied een afsluitbare petroleumhaven gemaakt die in 1889 in gebruik werd genomen.
De gebouwen en het terrein van Petroleum Entrepot vlakbij het Tolhuis, werden in 1907 overgenomen door de Bataafse Petroleum Maatschappij.
Waar Adrianus Koning – de eerste bewoner van Distelkade 4 – bij de BPM werkte, is niet bekend. Waarschijnlijk werkte hij als ‘arbeider’ in de petroleumhaven, maar hij kan ook werk gedaan hebben op het terrein naast het Tolhuis waar eerst de BPM en later Shell zich vestigden.
Petroleum in huis
In Disteldorp kregen alle woningen vaste aansluitingen van electriciteit en gas. Die werkten met munt-meters waarvoor je speciale munten moest kopen. Waren de munten op, dan ging het licht uit. In de woonkamers kon een kolenkachel branden.
Voor die tijd gebruikte men in huis voor verwarming, koken en verlichting vaak petroleum. Dat was zeer brandgevaarlijk bij onzorgvuldig gebruik. Als je de ruimten niet goed ventileerde kon je bovendien bedwelmd raken.
Ook toen men in veel gezinnen op gas ging koken, hield men op het aanracht vaak nog een petroleumstel. Daarop kon je gerechten bij de bereiding op een zeer laag pitje laten sudderen.